Een verder deel van de memoires handelt over de oorlogperikelen van de jonge onderneming en over het verlies van een dierbare zoon. Maar de slotbeschouwing van de oude varensman zijn we toch aan U -en aan hem- verschuldigd,

Uit de aard der zaak, uit het begin van deze herinneringen, weet U dat ik al jaren zeer veel met de Zuiderzeebodem te maken heb, omdat mijn vak nu al vanaf 1933 Handel in aardappelen, groenten en fruit is. Nog steeds als ik bijv. in de Noordoostpolder rijd met mijn wagen over Schokland, de Middelbuurt, de Schokker kerk, de haven Emmeloord, door Nagele, Urker weg naar Urk – wat een mooie herinneringen! 25 jaar lang hier gevist, gezeild te hebben, niet altijd met gunstige omstandigheden, storm, mist, geen wind (want alles moest voor de zeilen gebeuren), eerst zien in Zee te komen en dan na 2 of 3 dagen gevist te hebben naar Harderwij k of elders om de vis te lossen.

Al enkele jaren na 1969 zijn er in Oostelijk Flevoland diverse boeren waar ik van koop. Rijdend vanaf de Meerdijk over de Bremerbergweg ook weer een herinnering: de Bremerberg was een ondiepe berg die van uit de kust een paar KM in zee liep. Ik heb mijn botter met mistig weer op die berg aan de grond gevaren, vandaar die herinnering. Verderop, beoosten Biddinghuizen, de Ansjovisweg, de Botweg, de Palingweg, de Haringweg, de Mosselweg etc. Allemaal namen daterend uit de tijd; dat deze polder nog zee was, namelijk de Zuiderzee.
Onlangs was ik voor zaken bij een boer in Oost Flevoland, die woonde sinds een paar jaar plm. 12 KM Noord Oost van Harderwijk. Hij had gehoord van collega’s, waar ik al enkele jaren langer kom, dat ik vroeger Zuiderzeevisser was geweest, U begrijpt voor die mensen iets geheel nieuws. Nou is het typisch, dat er heel veel Zeeuwse boeren naar hier komen; deze boer kwam uit Hulst, Zeeuws Vlaanderen. Ik kocht wat aardappelen. `Dus Mijnheer, waar wij nu wonen daar heeft U 25 jaar gevaren en gevist?’. Ze konden zich daar nauwelijks een voorstelling van vormen.

Natuurlijk weet iedere Nederlander, dat vóór 1932, die droge polders van nu, dat daar vroeger de Zuiderzee was. Maar dat zij nu juist op die bodem van de Zuiderzee woonden – ze waren er wel gelukkig mee, dat moest eerst eens goed tot hun doordringen. Ze vertelden me, dat ze de Zuiderzee nooit hadden gezien, want ze waren na 1933 geboren. Mevrouw van de boer viel me in de rede toen ik afscheid nam, na betaald te hebben: `Dus, mijnheer, nu begrijp ik pas goed die ingebouwde gravure in het Lovinkgemaal, waar visser en boer elkaar de hand schudden. Onze woning en 30 HA boerenland was vroeger uw bestaan!?’. `Ja, zo is het!’.

Het is voor mij, omdat ik nu steeds met de Zuiderzeebodem in aanraking kom, wat heus voor 1933 niet in mijn gedachten was opgekomen, zo interessant om nu die namen te zien van de al genoemde aangelegde wegen, zoals Speijkweg en Zijdenettenweg, ongeveer waar men nu bezig is de Flevohof te stichten. Volgens mijn zegsman een Flevohof die laat zien, wat men allemaal van plan is op het gebied van Landbouw. Dan kan men bezichtigen wat al die houten gebouwen te betekenen hebben ‑’t lijkt wel een openlucht Theater. Maar het zal wel zijn doel hebben. En dat allemaal op wat sinds eeuwen de visserijbodem van de Zuiderzee was.

Al deze veranderingen zijn het mensdom wel ten goede gekomen. In mijn visserstijd 1909 – 1933 (ook nog na 1918) geloofden nog maar zeer weinig vissers aan de drooglegging van de Zuiderzee. Dit gold vooral voor de ouderen, die de stormen uit het Noord Westen of Noord Noord Westen hadden meegemaakt, of van lang overleden familieleden hadden horen vertellen over de vloed van 1825 of over de zgn. Pinksterstorm in 1860.

boten8Er was toen nog geen haven in Harderwijk, dus de hele Harderwijker vissersvloot; de beurtschepen incluis, lag op de rede voor de Bruggepoort. De vliegende storm uit Noord Noord West was zo hevig, met volle maan en springvloed – dat werd mij verteld door ouderen – het was of de Oceaan zich leeg stortte op de lage kusten van de Veluwe. Natuurlijk hadden de stranden van IJmuiden naar Terschelling hier ook wel hun portie van gehad. Trouwens, de stormvloed van 1916, die ik zelf meemaakte in de Harderwijker haven was zoo verschrikkelijk…
Gedenkend de door de eeuwen heen gebleken enorme kracht van de Vloedstorm, wat door de oudere bevolking van de Zuiderzee genoemd werd een `Nóorderverloop’ (met springvloed als er geen ebstroom aan de beurt komt – dit gebeurt dan ook alleen maar met springtij); als er na een nog langduriger Wester Storm als in 1916 een Noorder Verloop optreedt en als dan de Grote Oceaan zich leeg stort op onze lage landen, dan is er – God moge het verhoeden – een watersnood te verwachten als nooit tevoren.

Niemand zal waarschijnlijk dit ooit lezen, omdat dit alleen maar komt van iemand die niet behoort tot de Intellectueel gevormden, maar het is de moeite waard er over na te denken. Als komend van een vroege­re zeeman, die stormen heeft meegemaakt, mogen ook deze regelen tot nadenken stemmen…